Het is aannemelijk dat de COVID-19-controlemaatregelen de griep en andere respiratoire virussen die zich normaal gesproken rond deze tijd over het noordelijk halfrond verspreiden, enorm hebben afgeremd.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) verklaart, gebaseerd op een wereldwijde verzameling van surveillancegegevens eind vorige maand, dat de griepactiviteit op het noordelijk halfrond zich op een niveau bevindt vergelijkbaar met een doorsnee zomer.
Het ongebruikelijke griepseizoen betekent enerzijds een flinke uitdaging bij het identificeren van nieuwe stammen, waartegen het griepvaccin van volgend jaar bescherming moet bieden.
Dit seizoen werden tussen 1 september 2020 en 1 januari 2021 slechts 127 sequenties verzameld, tegenover 12.218 in die periode het jaar ervoor,
aldus viroloog Trevor Bedford van de Universiteit van Washington.
Anderzijds kan natuurlijke immuniteit tegen griep lijden onder dit abnormale seizoen. Minder infecties in het ene seizoen kan leiden tot een grotere vatbare populatie en een grotere uitbraak in het volgende.
Bovendien kan meer vatbaarheid ook leiden tot uitbraken buiten het piekseizoen van het virus,
aldus Rachel Baker, een epidemioloog aan de Princeton University.